vlot bouwen 2

Pagina top navigatie elementen

Vlot bouwen: testen en evalueren

Transcript

LEERKRACHT: Hij blijft drijven, super!
LEERLING: Maar (…)
LEERKRACHT: Nee, nee dat is weer zo’n zelfde (...). Hoeveel leg je er nu op?
LEERLING: 200 gram.
LEERKRACHT: 200 gram.
LEERLING: Dit is? Hoeveel is dit?
LEERLING: Volgens mij 700?
LEERLING: 700 gram.
LEERLING: Als het wat hoger is dan kan ie makkelijker drijven maar nu ligt ie op de bodem denk ik.
LEERKRACHT: Ja we zullen er zo nog even een stukje extra bij doen.
LEERLING: Als ie nu op de bodem ligt is het jammer.
LEERKRACHT: Hoeveel heb je er nu bij gedaan?
LEERLING: 500 gram.
LEERKRACHT: Hoeveel hebben we nu?
LEERLING: Eh.. 1300 gram.
LEERKRACHT: 1200 hè? 700 plus 500.
LEERLING: Oké we gaan voor de 5 kilo!
LEERKRACHT: Ja weet je het zeker? Of zullen we eerst die kleinere doen?
LEERLING: Nee eerst die kleine want anders eh…
LEERKRACHT: Hoeveel is die?
LEERLING: 1 kilo.
LEERLING: Kan die makkelijk houden.
LEERLING: Weet je niet.
LEERLING: Hé Frenk dit bakje is niet helemaal goed hè?
LEERLING: Nee dat weet ik.
LEERLING: Dan kunnen we beter die hier leggen.
LEERKRACHT: Of misschien de middelste veranderen.
LEERLING: Moet je ‘m plat leggen.
LEERLING: Zo.
LEERLING (…)
LEERLING: 100 gram erbij.
LEERKRACHT: Hoeveel is het nu bij elkaar op?
LEERLING: 2700 gram dus 2,7 kilo.
LEERKRACHT: Oké.
LEERLING: Nu zijn er alleen nog maar 2 kilo’s.
LEERKRACHT: Ja je kan ook wisselen hè, dat je er een afhaalt en een zwaardere neerzet.
LEERLING: Dit staat niet goed.
LEERKRACHT: Hmmm waar zou je hem neerzetten dan?
LEERLING: Hoeveel is deze?
LEERLING: 500, dit is ook 100, dan gaan we... (gewicht valt van de flessenboot)
LEERKRACHT: Ja dat is slim, dan kan je een paar kleine weghalen...
LEERLING: Of je kan het verdelen over de boot.
LEERKRACHT: Ja dat kan ook.
LEERLING: Dat is misschien makkelijker, dan je daar, een kilo hier bijvoorbeeld, die zo…
LEERLING: (…)
LEERKRACHT: Ja hè. Ja en je zou als je hem nou hier neerzet jongens bij dit stevigere gedeelte en hier die platte die zet je hier aan de zijkanten neer.
LEERLING: Da’s slim.
LEERKRACHT: Probeer dat eens? Misschien kan ie dadelijk nog meer dragen.
LEERKRACHT: Zou er nog een zware hierop kunnen jongens in het midden?
LEERLING: Een van 2 kilo misschien.
LEERLING: Dit is 1 kilo. Ligt ie al op de bodem?
LEERLINGEN: Bijna.
LEERKRACHT: Net.
LEERLING: We moeten eigenlijk het zwembad nog voller doen want dan blijft ie wel goed drijven.
LEERLING: Oh joh! Doe eens effe normaal!

Wat zie ik hier?

  • School: Basisschool De Regenboog
  • Groep: 8
  • Les: vlotten bouwen van kosteloos materiaal
  • Groep 8 gaat onder leiding van meester Marc vlotten bouwen van kosteloos materiaal. De leerlingen hebben in groepjes een ontwerp gemaakt en vervolgens het vlot geconstrueerd. Het uittesten van de vlotten gebeurt in twee rondes. In de eerste ronde (zoals in dit fragment te zien is) testen de leerlingen hoeveel gewicht het vlot kan dragen voordat het zinkt. Vervolgens wordt de constructie aangepast op basis van de bevindingen uit de eerste testronde. Daarna wordt het vlot voor de tweede keer uitgetest: Kan het nu meer gewicht dragen? 

Wat doet de leerkracht?

In dit fragment zien we een actieve en betrokken leerkracht. Hij neemt zelf een onderzoekende houding aan. Hij benoemt wat er gebeurt. Hij doet een voorstel voor een oplossing  wanneer de gewichten niet goed op het vlot blijven zitten. Hij is ook kritisch: ‘Weet je het zeker? Zou je er niet eerst een kleiner gewicht opzetten?’.

Wat doen de leerlingen?

De leerlingen onderzoeken hoeveel gewicht het vlot kan dragen. Dit doen ze door steeds meer gewichtjes op het vlot te zetten. Ze houden bij hoeveel gewicht erop staat en of het vlot blijft drijven. Eén leerling merkt terecht op dat er meer water in het badje moet. Het vlot raakt namelijk al snel de bodem, waardoor je niet goed ziet of het vlot blijft drijven.
Door gewichten op het vlot te zetten ontdekken de leerlingen niet alleen of het vlot blijft drijven, maar ook of de balans goed is (of het vlot niet omslaat) en of de constructie voldoende stijf en stabiel is.

lesfasen