onderzoekend rekenen 1

Pagina top navigatie elementen

Onderzoekend rekenen: confrontatie en verkennen

Transcript

LEERKRACHT: Wat koop ik op de markt?
LEERLINGEN (praten door elkaar)
LEERKRACHT (knikt): Bijvoorbeeld, brood van een kraam. Wat kun je nog meer van de markt halen?
LEERLINGEN: Snoep, appel…
LEERKRACHTEN: Tuurlijk, en die haal je bij de…
LEERLING: En peren, en framboosjes.
LEERKRACHT: Ja fruit. En daar ging het van de week fout. Want jullie weten ik eet altijd een appeltje hè. Nu had ik een hele grote zak bij elkaar gezocht. En de meneer van de fruitkraam die pakte z’n eh… wat is dit?
LEERLING: Weegschaal.
LEERKRACHT: Die pakte z’n weegschaal erbij en zegt: 'Zo wat heb jij een grote zak appels!’. Dus hij pakte… wat zijn dit Feline?
LEERLING: Kilo’s.
LEERKRACHT: Wat zijn dat voor dingen?
LEERLING: Die moeten niet op je tenen vallen.
LEERKRACHT: Hoe heten deze dingen?
LEERLINGEN: Kilo’s.
LEERKRACHT: Hoe heten die dingen? Ik zie er verschillende.
LEERLING: Weegdingen.
LEERKRACHT: Jaa en hoe noem je dat dan als je ermee kunt wegen?
LEERLING: Gewicht.
LEERKRACHT: Gewichten. Je hebt hier een zware en je hebt een lichte. En mijn appeltjes! Hé, gewicht erop. Appeltje erbij. Hé, hij doet het niet meer, hij is kapot! Tja, ik wil toch die appels kopen, anders heb ik volgende week geen appels om mee te nemen naar school. Nee dat snapte die wel want ik kom elke week. Hij zei: ‘Ik heb wel een manier om het op te lossen’. Nou, hoe wil jij dat gaan oplossen?
LEERLING: (…)
LEERKRACHT: Even wachten, kun je even nadenken. Hoe kun je dat oplossen? Het weegapparaat, de weegschaal is kapot. Ik wil toch appels kopen. Leen, heb jij nog een idee?
LEERLING: Eh, ja, nog eh een gewichtje erop zetten.
LEERKRACHT: Dat staat erop!
LEERLING: Nog meer!
LEERLING: Een kleine, het mogen ook kleine dingen zijn.
LEERLING: Ik weet het!
LEERKRACHT: Vertel.
LEERLING: De appels erop leggen!
LEERKRACHT: De appels erop, maar hij is gewoon kapot!
LEERLING: Als je iets erop legt, wat ongeveer een halve kilo is, en kijkt hoever die dan naar beneden gaat, en als ie dan hetzelfde punt aangeeft, dan weet je dat het een halve kilo is.
LEERKRACHT: Dat kan, maar dan moet ik wel een weegschaal hebben. Ik zie Bas staan daar.
LEERLING: Moet je eentje in je andere hand en eentje in je andere hand.
LEERKRACHT: Weet je dat deed die meneer van de markt ook. Die pakte een gewicht zo in zijn ene hand, en in de andere pakte die een zak met appels, en toen zei die van: ‘Oeh, het gewicht is zwaarder dan de appels, ik moet een andere pakken’. En zo kon hij gaan…? Wegen.
LEERLING: Grappig.
LEERKRACHT: Dat is ons probleem. Maar jullie weten, voor we gaan beginnen Nick, voor we gaan beginnen, moeten jullie eerst groepjes maken. Ho ho, zo meteen. En dan wil ik graag eerst dat jullie samen dit formulier invullen. En het probleem is duidelijk. Jullie gaan nou opschrijven wat je gaat onderzoeken.

Wat zie ik hier?

• School: Basisschool ‘t Montferland
• Groep: 3
• Les: wegen
• In deze les zien we hoe de leerkracht op een onderzoekende manier met het onderwerp en de doelen uit de rekenmethode aan de slag gaat: leerlingen onderzoeken de verschillende manieren om iets te wegen. De leerkracht introduceert in dit fragment het probleem: 'Ik wilde appels kopen, maar de weegschaal was stuk'. De leerlingen mogen vervolgens in groepen een onderzoeksvraag opstellen en gaan experimenteren met gewichten en weegschalen. Termen als 'even zwaar', 'het verschil', 'zwaarder', 'lichter' en 'schatten' komen aan de orde.

Wat doet de leerkracht?

De leerkracht geeft hier aan de hand van concrete materialen het probleem weer. Ze maakt hiermee het probleem betekenisvol en herkenbaar voor de kinderen. Als de weegschaal stuk is, kan de juf immers geen appels kopen. Ze zorgt ervoor dat kinderen betrokken zijn bij het probleem en speelt in op hun nieuwsgierigheid. In dit fragment geeft ze kinderen alvast de gelegenheid om na te denken over een mogelijke oplossing voor het probleem.

Wat doen de leerlingen?

De leerlingen zijn in dit fragment vooral betrokken bij het probleem en nieuwsgierig naar de materialen. Ze denken actief mee en proberen alvast oplossingen aan te dragen. Eén jongen weet zelfs een oplossing uit te beelden. Met deze introductie kunnen de kinderen niet wachten om aan de slag te gaan.

lesfasen